Het Westerkwartier kent een lange geloofsgeschiedenis en een rijk religieus erfgoed. 

<1500

Het vroegere gebied het Westerkwartier is van oudsher een van de drie ommelanden rondom Groningen. De andere twee waren Fivelingo en Hunsingo. Al vanaf de prehistorie werd dit gebied bewoond. De inwoners van onder de Nederlandse rivieren kwamen al via het Romeinse Rijk en het Frankische Rijk in aanraking met het Christendom. Het christelijke geloof kreeg pas later invloed in het noorden van Nederland.

Missionarissen zoals Liudger (ook wel Ludgerus genoemd) hadden een grote rol in het brengen van - en het bekeren tot - het Christendom in Noord-Nederland. Dit stukje geschiedenis is tegenwoordig nog steeds terug te horen in de meerdere Middeleeuwse kerken in het gebied die vernoemd zijn naar Liudger. De Middeleeuwse kerken in Oldehove en in Niekerk zijn hier voorbeelden van.

Rond de tiende eeuw werden er voor het eerst kerken van steen gebouwd in dit gebied. Hiermee werd de Katholieke kerk zichtbaarder in de fysieke leefomgeving. Doordat er toentertijd niet veel sprake van kerkelijk toezicht en structuur was in dit gebied, konden rijkere mensen zelf een kerkgebouw laten bouwen. Zo werden er door de Middeleeuwen heen heel wat kerken gebouwd in het Westerkwartier. Vaak lagen deze kerken op een voor Groningen kenmerkende wierde. Op deze manier zou de kerk bij hoogwater en overstromingen droog en veilig blijven. De kerk van Ezinge is hier een mooi nog bestaand voorbeeld van.

De vroegste stenen kerken in het Westerkwartier zijn in de Romaanse stijl gebouwd: gekenmerkt door ronde vensters. Kerkgebouwen die iets later gebouwd werden zijn vaak in de stijl van de Romanogotiek gebouwd. Dit zijn Romaanse kerken met gotische elementen zoals spitsvormige vensters. Deze stijl komt bijna nergens anders voor, alleen in het noorden van Nederland en een stuk van noord Duitsland. Nergens anders in Europa is de dichtheid van Middeleeuwse kerken zo groot als in het gebied waar het huidige Westerkwartier deel vanuit maakt. Zelfs gebieden als Toscane halen het niet bij de Middeleeuwse schat aan kerken die we hier kennen. Sommigen zeggen zelfs dat het gebied de hoogste dichtheid aan Middeleeuwse kerken ter wereld heeft.

Naast de vele parochiekerken werden er ook meerdere kloosters gebouwd in het ommeland van Groningen. De grootste en meest bekendste was het St. Bernardusklooster in Aduard welke tevens in het vroegere gebied het Westerkwartier lag. Dit Cisterciënzerklooster was naast een plek van religie een belangrijke bron van ontwikkeling voor de omgeving. Het klooster was bijvoorbeeld belangrijk op het gebied van onderwijs en kennis. In de 14e eeuw vormde zich hier al een groep vroeg humanistische en verlichte denkers die de ‘Kring van Aduard’ werd genoemd. Daarnaast zorgde het klooster voor veel handel, bakten ze kloostermoppen (grote bakstenen) voor de omgeving en speelden een grote rol in de waterhuishouding in de omgeving. Het aanleggen van het Aduarderdiep is hier een voorbeeld van.

1501-1800

Het rijke Katholieke leven in het Westerkwartier veranderende aan het einde van de 16e eeuw toen de Reformatie  plaatsvond. In het noorden van Nederland - en dus ook het Westerkwartier - verliep de beeldenstorm  die hieraan voorafging in de jaren ’60 van de 16e eeuw relatief rustig. In 1594 werd de stad Groningen ingenomen door Willem Lodewijk en werd het Protestantisme ingevoerd. De stad Groningen en ommeland werden samen een gewest. Dit wordt de Reductie van Groningen genoemd. Tijdens deze Reductie werd er in tegenstelling tot tijdens de beeldenstorm wel veel schade toegebracht aan het Katholieke religieuze erfgoed. Ook in de ommelanden. De parochiekerken kwamen in handen van de Protestanten waarbij Katholieke objecten en altaren verwijderd werden en muurschilderingen vaak wit geverfd. De kloosters hadden echter minder geluk en werden vaak afgebroken. Zo ook het klooster in Aduard. De kostbare materialen werden herbruikt. Zo is het mogelijk dat meerdere gebouwen in Groningen Stad en boerderijen in Aduard nu nog kloostermoppen bevatten van het voormalig Cisterciënzerklooster. 

In deze periode moesten andere godsdienst(stroming)en dan het gereformeerde geloof hun religie privé houden. Dit gold dus ook voor andere stromingen die tijdens de Reformatie ontstaan waren zoals de Lutherse kerk en de Doopsgezinden. Alleen gereformeerden mochten bestuurlijke posities bekleden en alleen deze nieuwe Nederduits Gereformeerde Kerk mocht fysiek aanwezig zijn in het landschap. Dit betekende geen kerkgebouwen voor andere geloofsovertuigingen: of in ieder geval geen kerkgebouwen die als dusdanig herkenbaar waren. Schuilkerken werden gedoogd. In Aduard was bijvoorbeeld een Katholieke schuilkerk. De Doopsgezinden kwamen vaak bijeen in boerderijen. In de loop van de 17e eeuw kregen Doopsgezinden weer iets meer mogelijkheden. Dit leidde ertoe dat in 1735 al de eerste zichtbare Doopsgezinde vermaning met toestemming gebouwd werd in Den Horn.
Omdat andersgelovigen in deze periode geen kerken mochten bouwen en het grote aantal voorheen Katholieke kerken door de Protestanten werd gebruikt, zijn er in deze periode relatief weinig nieuwe kerken gebouwd in het Westerkwartier.
 

1801-1900

Met het begin van de 19e eeuw kwam ook een nieuw begin voor het religieuze leven én landschap in Nederland. De Nederduits Gereformeerde Kerk was ondertussen omgedoopt tot de Nederlands Hervormde Kerk en vrijheid van godsdienst werd officieel doorgevoerd. Hoewel het soms voor andere gezindten in de praktijk toch lastiger bleek toestemming te krijgen van de overheid voor het bouwen van een kerkgebouw. In het Westerkwartier was deze vrijheid van godsdienst ook voel- en zichtbaar. In 1844 werd de Katholieke kerk weer zichtbaar in het kerkenlandschap van het Westerkwartier met de bouw van de St. Josefkerk in Zuidhorn.

De 19e eeuw was ook de eeuw van verschillende afscheidingen binnen de Nederlands Hervormde Kerk. In 1834 scheidde een eerste groep zich af onder leiding van Groningse dominee Hendrik de Cock. Zij vonden de leer van de Nederlands Hervormde kerk te vrijzinnig en waren orthodoxer in de leer. In de jaren ’80 van dezelfde eeuw vond er een tweede – grotere – afscheiding plaats van de Nederlands Hervormde kerk. Deze afscheiding wordt ook wel de Doleantie genoemd. Vele afgescheiden gemeenten uit de jaren ’30 fuseerden na de Doleantie met deze nieuwe afgescheidenen. Uiteindelijk ontstond hieruit de Gereformeerde Kerk. Een kleiner deel van de afgescheidenen uit de jaren ‘30 bleef onder de naam Christelijk Gereformeerde Kerk een aparte denominatie. In het Westerkwartier is dit terug te zien vanaf ongeveer 1850 in de kerkbouw. Er werden meerdere nieuwe kerken gebouwd na de eerste afscheiding in 1834 waaronder in Ezinge, Niezijl, Leek en Kornhorn. 
 

1901-1945

Het bouwen van kerken nam in deze tijd een vlucht onder andere door de pas gevormde Gereformeerde Kerk. Overal werden nieuwe Gereformeerde kerken gebouwd. Veel van de dorpen in het Westerkwartier kregen er zo naast het bestaande Hervormde kerkgebouw nog een kerkgebouw bij. De Rationalistische bouwstijl zien we veel terug in deze periode. De voormalige Gereformeerde kerk in Lutjegast is hier een goed voorbeeld van.

Gereformeerde kerk vrijgemaakt - Enumatil

1945-1966

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd er logischerwijs weinig gebouwd. Dit gold ook voor kerkgebouwen. Na de Tweede Wereldoorlog begon de tijd van de wederopbouw. Kerken die in deze periode werden gebouwd, worden dan ook vaak wederopbouwkerken genoemd. Een belangrijke gebeurtenis in de kerkelijke geschiedenis vlak na de Tweede Wereldoorlog is de afscheiding binnen de Gereformeerde Kerk. Hieruit ontstond  de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt. Ook hier in het noorden kon deze stroming op genoeg aanhang rekenen. Vanaf de jaren ’50 werden er in het Westerkwartier meerdere Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt bijgebouwd. Vaak naast de al bestaande Hervormde en Gereformeerde kerken. De kerkgeschiedenis en de verschillende afscheidingen verklaren waarom zo veel dorpen in het Westerkwartier, hoewel niet groot, toch meerdere kerkgebouwen tellen. 

1967-nu

Na de wederopbouwperiode begon de ontkerkelijking in Nederland zichtbaarder te worden. Dit vertaalde zich in een afvlakking van het aantal kerkgebouwen dat landelijk gebouwd werd. In het Westerkwartier was dit ook zichtbaar. In onze gemeente werd er namelijk na 1967 pas weer een kerk gebouwd in 1984. Dit was de Rank in Zuidhorn. De kerkgebouwen uit de jaren ’70 en ‘80 waren er niet alleen een stuk minder, ze hadden ook een andere uitstraling. Terwijl het voorheen normaal was dat kerkgebouwen een groots en monumentaal karakter hadden, zijn de kerken uit de jaren ’70 en ’80 vaak heel anders qua uitstraling. Het idee was dat een kerk fungeerde als een ‘woonkamer’ en vooral niet te bijzonder moest zijn. Het mocht allemaal wat terughoudender. De Molukse kerken uit de jaren ‘80 waren daarin vaak een uitzondering. De overheid subsidieerde in deze tijd het bouwen van Molukse kerken en de architecten kozen voor opvallende, aanwezige gebouwen. Kerkgebouw Hosiana in Marum is een goed voorbeeld van een Moluks kerkgebouw dat in deze periode (begin jaren ’90) werd gebouwd en nadrukkelijk aanwezig is in de Molukse wijk.

In de jaren ’90 werden langzaamaan weer kerkgebouwen gebouwd die meer opvielen. De stijl is modern. Hoewel deze gebouwen soms niet meteen te herkennen zijn als kerk door uiterlijk, maken plek en context vaak duidelijk dat het hier om een kerkgebouw gaat. De Zaaier in Oldehove past goed in deze tijdsgeest. Het kerkgebouw heeft geen toren en is relatief laag waardoor het niet aan een traditionele kerk doet denken. Doordat het een vrijstaand gebouw is met in het oog springende ramen en een dakruiter in het midden kan uit de context toch opgemaakt worden dat dit moderne gebouw een kerk is.
Sinds 2000 zijn er nog maar twee kerken bijgebouwd in het Westerkwartier: de Morgensterkerk in Grootegast en de Levensbron in Zevenhuizen.

  1.   De Reformatie is de periode in de 16e eeuw waarin de kritiek op de Rooms Katholieke Kerk zo groot wordt dat er uiteindelijk meerdere afsplitsingen ontstaan. Het is het begin van de Protestantse Kerk. 
  2.   De beeldenstorm is de benaming voor de grootschalige vernieling van Rooms Katholieke objecten in Nederland en andere landen die plaatsvond in 1566. Dit door de grote onvrede die heerste ten opzichte van de Rooms Katholieke Kerk.